- Hen/hun.
Het huis is van hen, het is hun huis. “Hun” gebruik je enkel voor de bezittelijke vorm, “hen” voor alle andere. Over deze laatste bestaat er heel wat commotie, zoveel zelfs dat de regel onlangs vervallen is. Dus zeg maar wat je wil, maar wij blijven wel lekker archaïsch een onderscheid maken! - Als/dan/of.
Je bent niet groter als Jan, je bent groter dan Jan. En eentje waarbij we in West-Vlaamse boezem moeten kijken: je vraagt niet als het nieuwe kleedje past, je wil weten of het past. - Men/m’n.
Men zegt dat m’n schoenen mooi zijn. Men slaat op een groep mensen, m’n is de verkorte vorm van “mijn” en is dus bezittelijk. - Voor/om.
Tapas zijn om op te eten, niet "voor" op te eten. - Hem/zich.
Hij wast zich, zij wast zich. En dus niet “hij wast hem” of “zij wast haar”, of toch niet als je het over één en dezelfde persoon hebt... ;-) - Alleszins.
Deze komen we tegen in allerlei varianten: allesinds, alleszinds, allesins … noem maar op, maar het is alleszins 'alleszins'.

- Werkwoord gone substantief.
Of toch iets dat erop lijkt: veel mensen spreken maar al te graag over het schrijven van teksten en het ontwikkelen van nieuwe software en het beheren van hun zaak. Maar je kan het ook gewoon hebben over een tekst schrijven, de ontwikkeling van nieuwe software en het beheer van je zaak. Vermijd dus de combinatie “het + werkwoord + van + substantief” en ga kortweg voor “de/het + substantief”. - Get rid of worden!
Teksten die heel passief geschreven worden door de schrijver terwijl je ze net zo goed actief kan schrijven: 'Ik wil je spreken over' klinkt zoveel vlotter dan 'Ik had je graag even gesproken over'. - Je bent de enige voor mij.
En niet de enigste. Enige is de enige juiste vervoeging van enig. Zonder enige twijfel.
- Wat bedoel je?
“Ik wil bedoelen”. Je bedoelt iets of je wil iets zeggen, simple as that. - Wat betekent dat voor jou?
En niet voor jouw. “Jouw” is bezittelijk, zoals in “Het is jouw hond”. In alle andere gevallen is het “jou”. Hetzelfde geldt voor “u” en “uw”, wat je trouwens sterk kan helpen als je twijfelt!

- De jongen die, het meisje dat.
Die/dat-fouten. Eigenlijk is dit regeltje heel gemakkelijk! “De” combineer je altijd met “die” en “het” altijd met “dat”. De jongen die loopt, het meisje dat loopt. Nog een tip nodig? Kijk naar de laatste letters van het lidwoord en het verwijswoord: die zijn dezelfde! De > die, het > dat.
- Poolshoogte nemen.
Het is “poolshoogte nemen” en niet “polshoogte nemen”, want het spreekwoord verwijst naar de poolster en niet naar de pols. Ook al snappen we de verwarring! - Sneak peek.
“To sneak” en “sneaky” slaan op stiekem iets doen, ergens binnensluipen of ergens een glimps van opvangen. Dat schrijf je met “ea”. Een “peek” is een kijkje, met dubbele e. Een “peak” bestaat ook maar is de piek van een berg. En “to sneek”? Dat bestaat niet. Een sneak peek is dus letterlijk een stiekeme glimps, m.a.w. een voorsmaakje. - Je of u, niet je en u.
Welke je kiest, hangt af van je persoonlijke voorkeur en hoe je communiceert met je klant. Geen kwestie van juist of fout dus, maar wees wel consistent in je keuze.

- Irriteren versus ergeren.
Hoewel irriteren en ergeren dezelfde betekenis hebben, is er een grammaticaal verschil. Ergeren is wederkerend, wat betekent dat iemand zich aan iets kan ergeren. Irriteren daarentegen is niet-wederkerend, je kan je dus niet “ergens aan irriteren”. Iets irriteert je. Of je ergert je aan iets. As simple as that! - Sowieso sowieso.
Nog eentje om het af te leren: sowieso schrijf je zo!
Dank je wel voor je vertrouwen in (de taalnazi's van) Oh my word! het afgelopen jaar.
Heb je suggesties die in dit rijtje passen? Drop ze gerust in onze mailbox!